Het doel van dit onderzoek was om informatie te verkrijgen over de frequentie van baarmoederhalskanker dystocia en involutie aandoeningen van de canalis cervicalis na moeilijk dystocia en voor het karakteriseren van factoren als mogelijk beïnvloeden van deze pathologische omstandigheden. Daarom 317 moeilijke geboorten bij de koe (extractie: 123; foetotomie: 82; keizersnede: 112) en de involutie van het cervicale kanaal werden gedocumenteerd gedurende de eerste tien dagen na de partum. In totaal kon 53 maal een cervicale dystokie worden gediagnosticeerd (16,7% gerelateerd aan het totale aantal geboorten). Dit soort geboortestoornis wordt regelmatig gevolgd door een keizersnede (p < 0,001). Dieren met een nauwheid in de baarmoederhals waren ouder dan de koeien zonder cervicale dystokie (p < 0,05). Dezelfde correlatie kon worden vastgesteld voor het aantal geboorten. Dieren met leverproblemen in verband met de baarmoederhals hadden al meer kalveren gebaard dan koeien die geen cervicale aandoeningen hadden (p < 0,01). 58 koeien ontwikkelden een aandoening van de cervicale involutie (18,3% gerelateerd aan het totale aantal leveringen). Deze puerperale aandoening kan vaak worden waargenomen na foetotomie (p < 0,001). Een correlatie tussen de incidentie van cervicale involutie en de leeftijd of pariteit van de dieren kon niet worden vastgesteld. Op dezelfde manier ontwikkelden koeien met de diagnose cervicale dystokie niet vaker aandoeningen van cervicale involutie dan dieren die een fysiologische dilatatie van het cervicale kanaal intrapartum vertoonden.