ka’-leb (kalebh; in het licht van de verwante Syrische en Arabische woorden, de betekenis is niet “hond,” dat is kelebh, in het Hebreeuws, maar “raging with canine madness”; Chaleb): als een persoon, Kaleb, de zoon van Jefunneh, komt voor in het verhaal van de spionnen (Nu 13:1-33 E.V.). Hij vertegenwoordigt de stam van Juda als zijn vorst (Nu 13:6; vergelijk Nu 13:2). Terwijl de meerderheid van de mannen die door Mozes zijn uitgezonden, slecht nieuws brengt, zijn Kaleb en Hoshea, of Jozua, de zoon van Nun, de enigen die de invasie van het beloofde land adviseren (nun 13: 30; 14:6 E. V.). Daarom mogen alleen deze twee overleven (No. 14: 38; 32: 12). Bij de verovering en verdeling van het land door Jozua herinnert Kaleb de leider aan de belofte die God door Mozes heeft gedaan, en zo ontvangt hij Hebron als een erfenis voor zichzelf en zijn nakomelingen (Jos 14:6-15), nadat hij de Enakieten die in het bezit waren van de stad van daar had verdreven (Jos 15:14). In het parallelle verslag in Jg 1:8 E.V. wordt de onteigening van de Kanaänieten van Hebron toegeschreven aan Juda (vers 10). Beide verslagen komen overeen in het vermelden van Othniel, een jongere broer van Kaleb, als de veroveraar van Kirjath-sepher of Debir; als zijn beloning ontvangt hij de hand van Achsah, Kalebs dochter. Achsah krijgt van haar vader een deel van het zuiden; maar op verzoek verkrijgt zij een vruchtbaardere plaats met boven-en onderwaterbronnen (Jos 15:15-19; Jg 1:12-15).
⇒zie een lijst van verzen over Kaleb in de Bijbel.
in 1 Sam. 30:14 is Kaleb ongetwijfeld de naam van een clan die bovendien onderscheiden is van Juda. Moderne geleerden gaan er daarom van uit dat Kaleb oorspronkelijk een onafhankelijke clan was die in historische tijden fuseerde met Juda. Omdat Kaleb de zoon f Kenaz (Jg 1:13) of de Kenizziet (Nu 32:12) wordt genoemd, wordt verder aangenomen dat de Calebieten oorspronkelijk geassocieerd waren met een Edomitische clan genaamd Kenaz (Ge 36:11), en dat zij vanuit het zuiden hun toekomstige huizen in het zuidelijke deel van Palestina binnengingen. Hun migratie naar het noorden zou dan worden weerspiegeld in het verhaal van de spionnen.in de genealogische tabellen (1Ch.2:1-55) wordt Kaleb een afstammeling van Juda gemaakt door zijn vader Hezron. Hij is de broer van Jerahmeel en de vader van Hebron en andere steden in Juda. (Chelubai, 1Ch 9: 9, is blijkbaar identiek aan Kaleb.)
⇒zie ook The McClintock and Strong Biblical Cyclopedia.
Nabal, met wie David een ontmoeting had, wordt een Calebiet genoemd, dat wil zeggen iemand die tot het Huis van Kaleb behoort (1Sa 25:3).
Max. L. Margolis